Townhall-sessie neutraliteit en inclusie, 20 juni 2023 Haarlem

De discussie over neutraliteit spits zich in Nederland vaak toe op godsdienst en cultuur. Welke vorm van neutraliteit wordt door politiek en bestuur beleden en hoe krijgt dat in de dagelijkse praktijk vorm?  Bij de beantwoording van deze vraag  wordt - te pas en te onpas -  gerefereerd aan het beginsel van de scheiding van kerk en staat. Belangrijk thema binnen deze discussie is het debat over de vraag of we het dragen van religieuze symbolen bij geüniformeerde beroepen, waaronder politie, boa's, douane, brandweer, leger en rechtelijke macht toestaan of niet. In dit debat speelt onder meer een rol welke vorm van neutraliteit door politiek en bestuur wordt. De kernvraag is hoe belangrijke thema’s als diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid hierin worden meegenomen. De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) is in 2023 in twee sessies met mensen uit het veld en de politiek in gesprek gegaan over deze kwestie; eerst inleidend in juni in Haarlem, later, in november in Den Haag meer concretiserend en met inbreng vanuit de politiek.

In zijn openingswoord gaf organisator en dagvoorzitter Roemer van Oordt aan dat bij de voorbereidingen van de sessie al duidelijk werd  dat het om een politiek en maatschappelijk beladen onderwerp gaat. Hoewel er heel veel  interesse was om deel  te nemen als toehoorder, bleek het uitermate ingewikkeld om vertegenwoordigers van de geüniformeerde beroepen bereid te vinden actief te participeren in een paneldiscussie. Bij de politie en zeker bij de rechtelijke macht (afwezig eerste sessie) bleek de politieke richtlijn dusdanig dwingend dat de discussie liever uit de weg wordt gegaan. Van Oordt stelde dat met het aannemen van de motie Helder van de PVV (eind 2022), waarin de regering expliciet wordt verzocht het dragen van een hoofddoek door politieambtenaren tegen te gaan door het aanpassen dan wel aanvullen van de ter zake geldende regelgeving, de politieke besluitvorming feitelijk rond is en het dus nu aan de beroepsgroepen zelf is. Hij sprak daarom nog eens extra zijn waardering uit voor de deelname van vertegenwoordigers van de politie, brandweer, douane en de koninklijke landmacht aan deze eerste sessie.   

NCDR Rabin Baldewsingh staat voor het podium in een kerk. Naast hem staat een man die een microfoon voor Rabin vasthoudt. Links is een banner van de NCDR te zien.
Beeld: ©NCDR

Aftrap door Rabin Baldewsingh (NCDR)

Volgens de NCDR doet het dragen van religieuze uitingen niet af aan de professionaliteit en neutraliteit van de overheid. De gedachte dat vertegenwoordigers van geüniformeerde beroepen die religieuze symbolen dragen  hun functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen, vind hij onjuist en onnodig stigmatiserend. Hiermee laat de overheid in de optiek van de NCDR de kans liggen om de politie te versterken, met name met een grote groep vrouwen, die een hoofddoek dragen. De NCDR roept zowel de politie als de rechtelijke macht op om leerling te trekken uit de buitenlandse praktijk, waar al decennialang en bij steeds meer geüniformeerde beroepen religieuze symbolen worden gedragen. Hij verwees daarbij onder meer naar de Verenigde Staten, waar de hijab in verschillende staten ook binnen de rechtelijke macht wordt toegestaan en naar Groot-Brittannië waar de hoofddoek bij de politie volledig is ingeburgerd. De NCDR benadrukt dat in Nederland de overheid pas echt werk maakt van het bevorderen van  diversiteit en inclusiviteit bij deze beroepsgroepen met zo’n invulling van neutraliteit.

Inleiding door moraalfilosoof en godsdienstwetenschapper professor Patrick Loobuyck (Universiteit Antwerpen)

In zijn inleiding liet godsdienstwetenschapper en moraalfilosoof Patrick Loobuyck van de Universiteit van Antwerpen nog eens - en zo bleek niet overbodig - zien dat neutraliteit vele soorten en maten kent. Hij gaf ook aan dat er in de dagelijkse (politieke) praktijk nogal eens misbruik wordt gemaakt van (het principe) van de scheiding van Kerk en Staat.

Interreligieus panel

In het interreligieuze panel heerste in algemene zin de opvatting dat neutraliteit veel meer te maken heeft met het handelen van mensen dan met hun uiterlijke kenmerken. De drie panelleden gingen verder in op wat het mogen en kunnen dragen van religieuze symbolen voor hen persoonlijk inhoud en betekent. Er werd benadrukt dat in Nederland dit soort  discussies vooral gaan over de islam als religie en over moslims als gelovigen. Zij zien dat als een ongewenste ontwikkeling in de samenleving die bijdraagt aan polarisatie. Juist meer aandacht en waardering voor de positieve rol die religie in de samenleving speelt zou op zijn plaats zijn.

Verder spitste het gesprek zich onder meer toe op het belang van representativiteit en herkenbaarheid van vertegenwoordigers van de geüniformeerde beroepen. Zeker in de grote steden en de Randstad is dat een belangrijk issue. De imam waarschuwde dat het vasthouden of uitbreiden van de richtlijn het broodnodige - al dan niet hoogopgeleide - personeel met een moslimachtergrond er steeds vaker voor zal kiezen om te migreren naar landen waar zij veel meer zichzelf kunnen zijn in de publieke ruimte.

Panel met vertegenwoordigers uit de geüniformeerde beroepen

In het panel met vertegenwoordigers van de geüniformeerde beroepen werd snel duidelijk dat er grote verschillen zijn in de discussies die binnen de verschillende beroepsgroepen over neutraliteit en inclusie worden gevoerd.  Dat is niet verwonderlijk. Ze vallen onder verschillende ministeries en bij sommige beroepsgroepen zijn er sowieso (nog) geen duidelijke richtlijnen, zoals bij de koninklijke landmacht en de brandweer. Wel zijn er zowel bij de brandweer als bij het landmacht belangrijke en vergaande veiligheidsvoorschriften waaraan kleding moet voldoen. Belangrijk is ook om te beseffen dat de verschillende beroepsgroepen in zeer uiteenlopende contexten opereren. Zo heeft de politie in Nederland een veel zichtbare publieke functie als de douane of het leger.

Gedeelde uitkomst uit het panel: neutraliteit en onpartijdigheid zit voor alles in handelen, niet in uiterlijkheden of in het dragen van religieuze symbolen. Er was een brede consensus bij de panelleden over het belang het gesprek verder binnen en buiten de eigen organisaties te blijven voeren en niet te laten doodslaan door steeds specifiekere richtlijnen. Want hoewel de  bevoegdheid  van de politiek en zeker de minister van JenV zich niet uitstrekt naar het leger (defensie), de douane (financiën) of de boa’s (gemeenten) was het Haagse politieke signaal bij meerdere panelleden duidelijk voelbaar.

Een jonge dame rondde de sessie met een scherpe Spoken Word af. Centraal daarin stond dat moslimvrouwen van de latere generaties, die hier zijn geboren en getogen, hun opleiding hebben gevolgd en met beide benen in de Nederlandse samenleving staan, zich nog altijd buitenstaander moeten voelen, omdat zij niet op een gelijkwaardige manier worden behandeld.

Hieronder nog een aantal uitspraken tijdens deze boeiende bijeenkomst van panelleden en andere aanwezigen.

"Beoordeel neutraliteit en onpartijdigheid van mensen op basis van hun gedrag en handelingen, en niet op basis van het dragen van een religieus symbool of kledingstuk."

"Niemand is neutraal, het gaat om professionaliteit. Het gaat om ‘neutraal’ kunnen zijn in de uitoefening van je werk, ongeacht je gender, geaardheid, afkomst, religie of politieke overtuiging."

"Hoe inclusief is de overheid als je er niet bij mag horen en je een deel van jezelf thuis moet laten."

"Wat voor last geef ik aan jou, omdat ik een hoofddoek draag? Nederland lijkt het land van selectieve vrijheden."