Gemeenten laten woonwagenbewoners al meer dan 20 jaar in de kou staan

Beeld: ©NCDR

Beleid vooral ingegeven door ‘antiziganisme’, vooroordelen en verdachtmakingen

De Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie (NCDR) heeft een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar de voortdurende huisvestingsproblematiek in Nederland van mensen die in woonwagens wonen. Aanleiding daarvoor waren verschillende signalen die de NCDR bereikten over de moeilijkheden die de gemeenschappen die ook wel met de term "reizigers" worden aangeduid ondervinden bij het vinden van passende woonruimte. Met name als het gaat om woonwagenstandplaatsen. Vragen die centraal stonden in het onderzoek waren: In hoeverre is sprake van discriminatie bij het gevoerde beleid? Welke oplossingen zijn op korte en middellange termijn mogelijk? 

Rabin Baldewsingh (NCDR): “Het is nu aan de rijksoverheid om gemeenten te bewegen tot adequaat beleid dat de mens centraal zet, en niet uitgaat van discriminatoire beelden die er bestaan over de reizigersgemeenschappen. Zij hebben nu lang genoeg in de kou gestaan.”

De onderzoekers hebben een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar het gevoerde beleid en de huisvestingssituatie. De hoofdonderzoeker heeft in dat verband met verschillende informanten uit de  woonwagengemeenschappen gesproken. Daarnaast is een juridisch onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de verplichtingen van de overheid om te voorzien in passende huisvesting.  

Uitkomsten onderzoek

Woonwagenbewoners – waaronder Roma en Sinti – voelen zich gediscrimineerd, niet gehoord en uitgesloten van hun woonwagencultuur. Tussen 1999 en 2018 was het actief beleid van gemeenten om standplaatsen te verwijderen. In 2018 gaf de Rijksoverheid toe dat het gevoerde beleid woonwagenbewoners benadeelde. Er volgde een nieuw beleidskader. Tot op heden heeft dit beleid echter niet tot noemenswaardige resultaten geleid.
 
In vijf jaar tijd zijn er nog geen 50 nieuwe standplaatsen bijgebouwd. Terwijl de behoefte minimaal 4000 is. Ook in de komende jaren lijkt aan de daadwerkelijke vraag geen invulling gegeven te worden. Ruim 40% van de gemeenten heeft nog geen behoefteonderzoek uitgevoerd en het totaal aantal gewenste standplaatsen is dan ook niet bekend. Bijkomend probleem is dat hypothecaire financiering van koopwagens moeilijk is en, in vergelijking met stenen woningen, door banken steevast wordt afgewezen. Woningcorporaties zijn niet geneigd  om het huren van woonwagens te ontwikkelen.  

Uit het onderzoek blijkt dat het beleid deels is bepaald door wat de onderzoekers ‘antiziganisme’ noemen: irrationele angst voor Roma en Sinti en reizende groepen. Vaak worden die gemeenschappen geassocieerd met afgesloten groepen en slechte woonomstandigheden. Woonwagenlocaties worden als dysfunctioneel en onwaardig beschreven en door beleidsmakers veelal als zodanig getypeerd.  
Het nieuwe beleid, dat de overheid onder invloed van uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman in 2018  ontwikkelde, ging veel meer uit van het bieden van perspectief voor woonwagenbewoners. Maar uit dit onderzoek blijkt dat er van dat perspectief niet veel terecht is gekomen.  

Aanbevelingen 

De onderzoekers doen in hun onderzoek 7 aanbevelingen om de woonsituatie van Roma, Sinti, Kale en de zogenaamde Reizigers te verbeteren. De NCDR onderschrijft deze aanbevelingen, maar dringt extra aan op een sterkere regierol van het Rijk, onder andere om gemeenten ertoe te bewegen om:

  1. Behoefteonderzoek uit te voeren naar gewenste aantal standplaatsen en daarvoor echt met bewoners zelf te gaan praten en naar hen te luisteren;
  2. Het daadwerkelijk ontwikkelen en uitbreiden van standplaatsen;
  3. Verduurzaming van de bestaande woonwagenvoorraad te regelen;
  4. Kennis over woonwagencultuur te bevorderen en antiziganisme te bestrijden. 

 
Rabin Baldewsingh (NCDR): “Het is echt schrijnend om te zien welk leed deze groep van Roma, Sinti en Reizigers is aangedaan. De kern van hun cultuur is hen afgenomen en dat raakt ze in het diepst van hun zijn. Je cultuur niet kunnen doorgeven aan de volgende generatie doordat de overheid het bewust onmogelijk maakt, is ontzettend pijnlijk. Het is nu aan de zowel de rijksoverheid als de gemeentelijke overheden om al deze jaren, zo niet een eeuw, van discriminatoir beleid richting deze mensen goed te maken.”