Townhall-sessie kinderboerderijen, 16 april 2024 Den Haag
“Er is geen checklist met alle tips en tricks.” Het publiek dat naar kinderboerderijen komt is vaak erg divers. Maar veel van deze organisaties zien dat hun medewerkers en vrijwilligers weinig culturele diversiteit hebben. Op dinsdag 16 april hield de Gemeente Den Haag daarom in de Haagse Lobby een townhall-sessie over culturele diversiteit op kinder- en stadsboerderijen. Samen met de NCDR, de Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO) en de vereniging Stads- en Kinderboerderijen Nederland (vSKBN) werd deze bijeenkomst georganiseerd voor kinderboerderijen en andere partijen rond milieueducatie. Het doel: kijken hoe er meer culturele diversiteit bereikt kan worden bij werknemers van kinderboerderijen en in de milieueducatie sector.
Culturele diversiteit
De NCDR, Rabin Baldewsingh, gaf een korte maar bevlogen inleiding, waarin hij teruggreep op zijn tijd als wethouder van de gemeente Den Haag. Kinder- en stadsboerderijen in deze stad trekken een groot publiek, zo rond de 450.000 bezoekers per jaar en spelen dus een belangrijke rol in de samenleving. Zulke organisaties moeten dan wel een afspiegeling zijn van diezelfde samenleving. Maar diversiteit en inclusie moeten wel onderdeel zijn van de identiteit van kinderboerderijen. Baldewsingh zag dit na zijn tijd als wethouder: het was hem gelukt om een meer divers werknemersbestand te krijgen in de ambtenarentop. Maar zodra hij wegging bleef die diversiteit niet in stand.
Na de introductie van Baldewsingh nam Aliye Altintas-Çelik de deelnemers mee in het belang van een diverse groep werknemers. Ze vertelde over haar eigen ervaringen; hoe zij bij haar eerste baan te horen kreeg dat haar naam te moeilijk was en dat die Nederlandser moest. Of dat het bedrijf aangaf “nu hebben we iets exotisch”. Maar je moet diversiteit niet willen voor de buitenwereld, dat moet je willen omdat het een verrijking is voor je organisatie. Een veel gehoord argument – dat ook hier in de zaal al voorbij was gekomen – is “we willen wel, maar ze zijn er niet”. Altintas-Çelik wil hier meteen vanaf. Door te denken over een “ze” blijf je in stand houden dat niet iedereen een onderdeel is van de groep. Daarbij komt dat als er bepaalde delen van de samenleving wegblijven, dat kan komen doordat ze onbewust worden weggeduwd of anders benaderd moeten worden.
Inclusief werven
Altintas-Çelik gaf na een korte pauze dan ook een workshop over inclusief werven. Hiervoor is geen universele lijst met stappen die je kan afvinken, het is complex en verschillend voor iedere organisatie. Vanuit het publiek wordt hier weer ingehaakt op “ze zijn er niet”: er is erg weinig culturele diversiteit binnen de opleidingen en milieueducatie. Wat moeten kinderboerderijen dan doen? Het lastige is dat er niet een one size fits all-oplossing is. Wel zijn er bepaalde punten die altijd bijdragen aan een echt inclusieve manier van werven. Dit zijn bijvoorbeeld inclusieve(re) vacatureteksten, en actief controleren dat de procedure echt objectief is. Dit houdt in dat er wordt gekeken naar kernwaarden van een organisatie, en wat harde selectie eisen zijn aan bepaalde functies. Komen deze voort uit een dogmatische opvatting, zijn ze toegespitst op deze functie, is het geïnspireerd door de vorige persoon in deze functie? Een uitgebreid verslag van de workshop is hier te vinden op de website van de gemeente Den Haag.
“Jouw eigen rol” en “doorbreek stereotypen”
Na de workshop van Altintas-Çelik splitste het publiek zich op in twee groepen; een helft was bij een workshop van Sarah Herforth over wat jij als individu kan doen om effectief een organisatie inclusief te maken. De andere helft volgde een interactieve workshop over het ontdekken, herkennen en doorbreken van stereotypen en aannames, met Mellani Sanchit en Soshana Kloos. Van beide workshops is een uitgebreid verslag ook hier te vinden op de website van de gemeente Den Haag.
Conclusie
Na de workshops dankt de NCDR Hans de Rijk en de gemeente Den Haag voor het initiatief om deze townhall-sessie te organiseren. Kinder- en stadsboerderijen zijn belangrijk en maken zoveel mensen blij dat het goed is dat zij bezig zijn met inclusiviteit. Diversiteit binnen een organisatie is belangrijk, maar dit kan en moet niet verplicht zijn; de drive is goed en belangrijk. Baldewsingh roept gemeenten dan ook op om hun verantwoordelijkheid te nemen. Hij eindigt met een positieve boodschap voor de aanwezigen: “Ik heb high hopes als het gaat over uw organisaties.”
De aanwezige onderwijsinstellingen, het GDO en de vSKBN blikken vervolgens ook terug op de sessie, en er worden wat voorzichtige toezeggingen gedaan. Ook die zijn hier op de website van de gemeente Den Haag duidelijk onder elkaar gezet.
Tot slot stelt Hans de Rijk een vraag aan de aanwezigen: “wat doe jij morgen?” Twee mensen geven aan dat zij opnieuw kritisch naar hun vacatureteksten gaan kijken. Ook zegt iemand het D&I beleid te willen evalueren om te kijken of dit wel toereikend en écht inclusief is. Een iemand zegt de volgende dag de gemeentesecretaris te informeren over de townhall-sessie en wat daaruit meegenomen kan worden. Zij zegt dat ze zich wil gaan hardmaken voor verplichte trainingen voor leidinggevenden over divers en inclusief werven en het creëren van een inclusieve werkvloer. Weer iemand anders zegt manieren te willen zoeken om de boodschappen en lessen van de townhall-sessie verder te verspreiden, bijvoorbeeld via een podcast. Dit sluit aan op de “olievlek” waar de NCDR het over heeft gehad, dat diversiteit en inclusie misschien klein beginnen maar zich daarna moeten blijven uitbreiden en verspreiden.
De middag werd afgesloten met een borrel. De deelnemers zijn druk met nabespreken, connecties leggen en plannen maken om stappen te kunnen blijven zetten. Er zijn immers goede stappen gezet, maar nu is het belangrijk om door te pakken. De NCDR hoopt dat de toezeggingen die zijn gedaan ook echt worden opgevolgd.